De Nederlandse artseneed stamt uit 2003 en luidt:

Ik zweer/beloof dat ik de geneeskunst zo goed als ik kan zal uitoefenen ten dienste van mijn medemens. Ik zal zorgen voor zieken, gezondheid bevorderen en lijden verlichten.
Ik stel het belang van de patiënt voorop en eerbiedig zijn opvattingen. Ik zal aan de patiënt geen schade doen.
Ik luister en zal hem goed inlichten. Ik zal geheimhouden wat mij is toevertrouwd.
Ik zal de geneeskundige kennis van mijzelf en anderen bevorderen. Ik erken de grenzen van mijn mogelijkheden. Ik zal mij open en toetsbaar opstellen, en ik ken mijn verantwoordelijkheid voor de samenleving. Ik zal de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de gezondheidszorg bevorderen. Ik maak geen misbruik van mijn medische kennis, ook niet onder druk.
Ik zal zo het beroep van arts in ere houden.
Dat beloof ik.
of
Zo waarlijk helpe mij God
 almachtig. 

Acht jaar geleden legde ik de eed af. Eindelijk was ik arts. Ik had mijn promotieplaats binnen en de wereld lachte me toe. Ik was trots, trots dat ik daar stond, mijn studie had afgerond en trots op de weg die voor me lag. En de eed bezegelde dit moment. Ik had hem van tevoren doorgelezen, zodat ik niet zou struikelen over de woorden. Maar ik heb geen seconde nagedacht over wat ik las. Want dit hoorde erbij, dit moest ik doen, dus deed ik dat.

Jaren later pakte ik de eed er weer bij, omdat mijn omgeving “die #$%^&-eed van jou” verzuchtte, als ik weer laat thuis was door mijn overboekte poli. Ik baalde ook, maar kon mijn patiënten en collega’s toch niet laten stikken? 

Vanuit mijn zorgverlenersbubbel vond ik dat lange tijd normaal.Al 14 jaar hoor ik “dit hoort erbij, het is een leefstijl, geen gewone baan, het wordt nooit anders”. Maar door reacties van buiten die bubbel en de weerstand die ik van binnen begon te voelen, ging ik nadenken: klopt het eigenlijk wel wat ik denk? Verplicht de eed ons tot onze huidige manier van werken? 

Met name de zin “Ik erken de grenzen van mijn mogelijkheden” zette me aan het denken: ik hoef niet grenzeloos te zijn. Met grenzen ben ik een betere arts en een gelukkiger persoon. En daarmee stel ik het belang van de patiënt voorop, want niemand is gebaat bij een uitgeputte dokter. 

Daarnaast is de eed een uitgangspunt, geen verplichting. Ik heb geen ‘zorgplicht’, die hebben alleen zorgverzekeraars. Ik werk 20% boven op mijn contracturen, daar word ik niet voor betaald of gecompenseerd, en dat hoeft ook niet. Het is een investering die ik met alle liefde doe. En het is ook meteen mijn grens. Door het respecteren van mijn grens doe ik mijn werk met veel plezier én houd ik voldoende tijd om ook naast mijn werk nog een leuk leven te leiden. 

Deze blog lijkt wel een verdediging, en zo waren mijn eerste gedachten ook. Maar zo voelt het gelukkig niet meer. Ik merk dat ik mét grenzen zowel door patiënten als door collega’s meer gerespecteerd en gewaardeerd word, gelukkiger ben en een betere arts ben. En dat gun ik iedereen. Dus ik moedig je aan de eed niet te zien als een plicht, maar als een richtinggevend kader om het beroep van arts in ere te houden. En ook mét grenzen is het heel goed mogelijk de geneeskunst zo goed als ik kan uit te voeren ten dienste van mijn medemens. Dat beloof ik.

Je houd misschien ook van..

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *