Vind je het wel eens moeilijk om je grenzen aan te geven? Ben je gewend jezelf op de tweede plek te zetten of sociaal wenselijk gedrag te vertonen om de vrede te bewaren? Heb je soms moeite aan te geven wat je graag zou willen? Denk je bij een kortaf antwoord vaak dat het aan jou ligt? Ben je continu alert op wat er in je omgeving gebeurt en pas je je daarop aan?

Dan kan het zijn dat je je in onderstaande beschrijving herkent. 

Als mens hebben we een soort automatisch gedrag in het geval van fysieke of psychische dreiging: fight (vechten), flight (vluchten) of freeze (bevriezen/verstarren) zijn alom bekend. Er is echter nog een vierde: fawn (behagen & vervagen). Fawning is pleasegedrag: je bent er zo op gericht het anderen naar hun zin te maken dat je eigen grenzen vervagen, en jouw gevoelens & behoeftes naar de achtergrond verdwijnen. Hoewel dit een overlevingsmechanisme is, zie je dit gedrag niet alleen bij acute dreigingen, maar ook bij chronische stress of na een traumatische ervaring eerder in je leven. Vaak heb je dan geleerd dat fawning ‘werkt’: door te pleasen wend je een ongewenste situatie af en daarmee wordt dit gedrag bekrachtigd. Bij het nogmaals ervaren van stress of ongemak treedt het als vanzelf in werking. Een boze blik in jouw richting kan jou het gevoel geven dat je iets verkeerd hebt gedaan. Aan de buitenkant lijk je daardoor een vriendelijk, behulpzaam en zorgzaam persoon, iemand die goed aanvoelt wat anderen nodig hebben en graag een stap extra zet voor een ander. Van binnen voelt iemand vaak veel angst en onzekerheid. Door gericht te zijn op anderen, probeer je je eigen angst, onzekerheid of pijn te onderdrukken en niet te voelen. Dit kan zelfs lijden tot jezelf wegcijferen, of onderdanig en zelfdestructief gedrag. Het kost vaak veel energie: je eigen emoties onderdrukken én constant alert zijn en reageren op ‘dreiging’ uit je omgeving. Ook al voel je “nee”, je zult vaak “ja” zeggen zodat je de situatie of dreiging ‘weg kunt pleasen’ en je meer veilig voelt.

Ik schrijf hierover omdat ik het herken; ook ik was op een gegeven moment grenzeloos. Ik twijfelde aan mijn motieven (wil ik dat of doe ik dit voor een ander?) en durfde niet te vertrouwen op mijn gevoel (stel dat ik het verkeerd voel?). Door aan mijn eigenwaarde en veiligheid te werken, leerde ik mezelf te waarderen in plaats van externe validatie en veiligheid te zoeken. Mijn sociale voelsprieten leerde ik bedienen: ze helpen me situaties in te schatten en zijn in de spreekkamer van onschatbare waarde. Daarnaast leer ik ze naar binnen te richten om te voelen waar ík behoefte aan heb. Daardoor kan ik anderen helpen, zonder het nodig te hebben of mezelf te verliezen.

Je valkuil is dus ook meteen je kracht: je bent verbindend en verzorgend. Zolang je daarin je eigen grenzen en belangen bewaakt, is dat een goede eigenschap. Het gevaar zit hem in het doorslaan: je te veel richten op de behoeften van anderen en het verliezen van het contact met jezelf. Daarbij heeft fawning dus vaak een onderliggend motief, dat terug kan gaat naar een moment waarin het je geholpen heeft om een bepaalde situatie het hoofd te bieden. Vaak werkt het helend om daarmee aan de slag te gaan. Wat over blijft is een gevoeligheid en mensgerichtheid die je constructief in kan zetten en wat een prachtige eigenschap is.

Herken jij dit? Bij anderen of misschien bij jezelf?

Je houd misschien ook van..

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *