Die jaar geleden vroeg een coassistent mij tijdens een dienst: “Ben jij dan nooit bang?”
Ik ben heel vaak bang
“Oh, nou merk zie ik helemaal niks van als ik jou bezig zie, je straalt zo’n rust uit”
We hadden net het spitsuur op de spoedeisende hulp overleefd, waren langs geweest bij een stervende patiënt wiens familie in paniek was en hadden ondertussen een bataljon telefoontjes met de meest uiteenlopende vragen afgehandeld. Lijkt allemaal ook heel heldhaftig.
Ze vertelde me dat ze het heftig vond, de ziekenhuiswereld. De tijdsdruk, de moeilijke beslissingen, de heftige emoties die tegenkomt, de ernstig zieke mensen en de onzekerheid.  
Ze twijfelde of ze hier later mee om zou kunnen gaan, of ze kon werken onder deze druk.
Dat had ik ook toen ik in jouw schoenen stond”. Twee grote ogen keken me vol ongeloof aan.

Ik voel nog steeds spanning als ik dienst heb, als ik de SEH opstap of een moeilijk gesprek in ga. Ik voel een kronkel in mijn maag en ik vind het moeilijk om te ontspannen. Toen ik begon als arts sliep ik er slecht van. Ik moest mezelf letterlijk het ziekenhuis in praten en als ik het sein overnam voelde het alsof ik in het diepe sprong. Elke keer dat het sein afging schrok ik. Telkens dacht ik weer: straks weet ik het niet of kan ik het niet of doe ik het niet goed.
Met trillende handen prikte ik infusen. Elke keer ging ik door de angst heen. En het werd vanzelf minder. Hoe meer vertrouwen in kreeg in mijn eigen kunnen, hoe makkelijker het ging. Maar voor nieuwe dingen was ik altijd weer bang.

“Pfff, dus het gaat nooit over?”
Ik denk het niet, het is een keuze of je ernaar luistert of niet

Tot die tijd was dat wat ik altijd deed met angst: erdoorheen gaan. Als de angst te groot was, en het belang niet zo groot, zoals bij grote hoogtes, dan vermeed ik het. Maar als ik het heel graag wilde, dan deed ik het op wilskracht of ik speelde mijn angsten tegen elkaar uit. Mijn manier om vertrouwen te krijgen was door mezelf te bewijzen. Soms richting een ander, maar meestal richting mezelf. Mijn basisovertuiging was altijd: ik kan het niet, ik voldoe niet, ik ben het niet waard. En op wilskracht probeerde ik mezelf er dan van overtuigen dat dat niet klopte en dat ik het wél kon, dat ik wél voldeed en dat ik het wél waard was. Zo ging ik elke uitdaging aan, ook in mijn persoonlijke leven: ‘ik worstel en ik kom boven’.

Ik heb op deze manier veel bereikt, maar vond nooit rust. Er was altijd iets om bang voor te zijn. Mijn moeder zei vaak: jij bent bang voor je angst. En dat was ook zo. Mijn grootste angst was het aangaan van mijn angst. Ertegen vechten deed ik mijn hele leven, maar mijn angst verkennen…..dat was next level. En dat durfde ik niet. Ik bleef liever vechten. Angst is bij ons een familie-ding. Ik ben ermee opgegroeid. Iedereen gaat er op zijn/haar eigen manier mee om en vocht zijn eigen strijd. Naarmate ik meer bewust werd en ook de keerzijde van mijn eeuwige strijd was gaan zien, veranderde de manier waarop ik naar mijn angst keek.

Ik wilde eigenlijk niet meer zo leven: altijd bang of in de strijd met mijn angst. Die voortdurende innerlijke onrust die door allerlei mensen en dingen getriggerd werd was ik zat. Ik luisterde nooit echt naar mijn angst, ik wist wel dat het geen basis was om beslissingen op te nemen, maar ik deed er ook niks aan om het te veranderen.

Ik besloot de angst te gaan onderzoeken, las er boeken over en dook vooral in mijn eigen angst. Waar komt het vandaan? Wat wil het me zeggen? Inmiddels ben ik al ruim drie jaar met mijn angst in gesprek en leer ik steeds meer over waarom ik zo bang ben. Het is net zo moeilijk (om soms nog wel moeilijker) als wat ik vreesde, maar het is het waard.

Door ernaar toe te gaan als ik het voel, leer ik mezelf steeds beter kennen. Mijn angst uit zich niet altijd in een bang gevoel. Het kan ook woede zijn, of verdriet of simpelweg een onrustig gevoel. Bijna elke vorm van weerstand die ik ervaar heeft te maken met angst.

Mijn angst heeft vele verschijningsvormen en is soms enorm overtuigend. Lange tijd heb ik mijn angst aangezien voor mijn intuïtie. Maar nu weet ik dat die twee een andere taal spreken en een ander doel hebben. Mijn angst wil me beschermen en is vrij dwingend. Het is een sterk gevoel van onheil en het komt snel op, het laat geen ruimte voor bezinning en wil meteen actie. Mijn intuïtie is subtieler en laat me een keuze. Het is stiller, wijzer en geeft me tijd. 

Toch is het niet altijd zo zwart-wit en dikwijls heb ik nog moeite om die twee van elkaar te onderscheiden, zeker als mijn angst groot is. Soms word ik erdoor overgenomen en raak ik het contact met mijn intuïtie kwijt. Ik voel me dan onrustig, heb het idee dat ik NU moet beslissen en de wereld zwart-wit is: het is goed óf fout, en de consequenties zijn enorm. 

Ik weet nu dat als ik me zo voel, dat ik bang ben. Ik keer naar binnen, luister wat het me wil zeggen, wees er lief voor, laat de emotie eruit die het oproept en wacht de storm weer gaat liggen. Voor mij helpen ademhalingsoefeningen enorm om uit mijn angstige staat van zijn te komen. Soms, als er snel iets moet gebeuren – bijvoorbeeld in mijn werk – dan duw ik de angst weg, net als vroeger. Want ik weet inmiddels dat ik ook dan goede keuzes maak. Ik heb vertrouwen in mijn eigen goedheid. De angst die ik wegduw, geef ik later de aandacht die het verdient, zodat ik weer tot rust kan komen.

Op deze manier ben ik heel bewust met mijn angst bezig. Het is niet weg, ik kan er alleen veel beter mee omgaan en een groot deel van mijn angsten zijn sterk verminderd. Er komen altijd weer nieuwe, en dan luister ik naar wat het me wil zeggen en vertrouw vervolgens op mijn eigen goedheid en intuïtie.

Aan de coassistenten geef ik nu een genuanceerder antwoord: vertrouw op jezelf, geef jezelf tijd om te leren en weet dat angst een boodschapper is, geen leider. Het komt goed!

Je houd misschien ook van..

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *