Eens in de zoveel tijd spreek ik met een groep collega’s af. We werkten vijf jaar geleden in hetzelfde ziekenhuis, ik ben één van de jongsten. Tijdens deze etentjes vertellen we elkaar waar we nu staan, werk en privé. Ik realiseerde me dat wij een mooi sample zijn van de ‘resultaten’ van beginnende arts-assistenten interne geneeskunde. 

C werkt tijdelijk twee dagen in ziekenhuis A, één dag in ziekenhuis B en één dag als arts voor de arbodienst. Zij heeft misschien een vaste plek in het verschiet, afhankelijk van de grootte van het pensioenpotje van de zittende specialist: als de balans tegenvalt, werkt die nog even door en is er voor C geen plek.
P werkt naar volle tevredenheid als specialist in loondienst.
R is reumatoloog, heeft tijdelijk als chef de clinique gewerkt op 1,5 uur rijden van huis, werd vervolgens bij sollicitaties niet uitgenodigd voor een gesprek en heeft toen het nomadenbestaan opgegeven. Hij werkt nu als ANIOS bedrijfsgeneeskunde en vindt het fantastisch, en zijn gezin ook.
C is gepromoveerd en werkt nu buiten het ziekenhuis als arts in de eerste lijn, zo is zijn werk beter te combineren met een gezin met jonge kinderen en een partner met een drukke baan.
G is gepromoveerd en hematoloog en zij heeft in die functie een vaste aanstelling gekregen, in loondienst. Net als haar partner.
K is in opleiding en doet promotie-onderzoek; zij stelt haar differentiatie zo lang mogelijk uit, om de dip in de arbeidsmarkt te omzeilen.
B is in retrospect blij dat ze destijds niet toegelaten is tot de opleiding tot internist, en werkt nu met plezier als huisarts in opleiding.
En ik ben nog bezig met mijn opleiding, en doe er een opleiding tot arts integratieve en leefstijlgeneeskunde naast, zodat ik mijn expertisegebied én mijn mogelijkheden op de arbeidsmarkt vergroot. Acht jonge dokters, die vijf jaar geleden allemaal dachten dat ze internist in het ziekenhuis zouden worden. Maar de helft werkt nu niet (meer) als specialist, en is ook niet van plan dit te gaan doen. Dit is de realiteit van nu en wij zijn blij met onze keuzes. Keuzes die met name zijn gemaakt op basis van de huidige werkomstandigheden (hoge werkdruk, weinig tijd voor de patiënt, slechte sfeer in de vakgroep, weinig autonomie, veel reistijd, weinig perspectief op vaste functie) en de consequenties voor hun privéleven. 

Als de werkomstandigheden zouden toelaten dat wij naast ons werk ook tijd voor onszelf en onze naasten zouden hebben, dan zouden meer specialisten gaan werken in de functie waartoe ze opgeleid zijn. Op dit moment ervaren we geen ingang om hierover in gesprek te gaan met de zittende groep internisten, en dus maken we een andere keuze. 

Wij zijn hierin niet uniek, kijk maar eens om je heen. Dit is wat leeft onder de jonge klaren, en komt uit enquêtes van de Nederlandse Internisten Vereniging (NIV), de Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband (LAD), De Jonge Specialist (DJS) en de Federatie Medisch Specialisten (FMS). Zij zijn zich bewust dat er iets moet gebeuren, maar ik heb niet het gevoel dat dit met dezelfde urgentie doordringt tot de zittende garde op de werkvloer, die nu vooral denken dat het wel goedkomt met 30 sollicitaties op één tijdelijke functie. Ik ben benieuwd hoe het over vijf jaar is, als de helft van ons zijn draai gevonden heeft buiten het ziekenhuis, onze internistenregistratie misschien wel verlopen is, de gevolgen van de opleidingsreductie zichtbaar worden en de vergrijzing van zowel zorgverleners als patiënten alleen maar toeneemt. Dan staan ze misschien wel voor ons in de rij, maar zijn wij niet thuis.

Je houd misschien ook van..

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *