Second opinion: moeheid, malaise, niet in staat tot functioneren. Je bent een dame van 20 jaar met een verwijsbrief van vijf kantjes, waarvan drie vol uitslagen van bloedonderzoek en scans. Je zit al jaren thuis. Je bent intens moe, verdraagt voeding bijna niet en van een afspraak met je vriendinnen moet je drie dagen bijkomen. Alles heb je geprobeerd: fysiotherapie, dieet, psycholoog, internist in de periferie. En nu zit je tegenover me, in tranen. Want je doet zo onwijs je best en niets helpt. 

We spreken uitgebreid en ik zet nog wat extra bloedonderzoek in. De radioloog vraag ik je scans opnieuw te bekijken. We plannen een opname om een test uit te voeren. Ik leg je uit dat je er rekening mee moet houden dat ik geen medische verklaring ga vinden voor wat je precies dwars zit, maar dat ik mijn best voor je ga doen. Ik verken even hoe jij daarin staat. Je geeft aan dat je niet op zoek bent naar een labeltje, maar graag je leven terug wilt. En hoe, dat maakt je niet uit, als je maar een toekomst hebt: je wilt studeren.

Tijdens een volgend gesprek hebben het over wat dit met je doet en hoe je op zoek bent naar een oplossing. Dat je je vriendinnen niet meer ziet, dat hun verhalen over hun studentenleven pijnlijk zijn voor je en dat mensen je veelal niet begrijpen.

En ineens zeg je: “dit klinkt misschien heel raar, maar tegen jou durf ik dat wel te zeggen: ook als hier niets uitkomt, voel ik dat het goed komt. Ik weet dat ik hier uit kom. Dit is niet voor niks. Ik leer hierdoor dat ik moet vertrouwen op mezelf, mijn lichaam wil me zo iets zeggen.”

Je kijkt me met grote ogen aan, wachtend op mijn reactie. 

Ik antwoord met een grote glimlach. Ik voel dat namelijk ook. Je zit daar, moe en ellendig, je leven staat stil en je herstel was door velen als opgegeven. Maar het vuurtje brandt nog. En hoe.

Uit mijn diagnostiek kwam inderdaad geen medische verklaring, en met je ouders erbij hebben we een lang gesprek over hoe het kan dat ik ‘niks’ vind en dat je toch zoveel klachten hebt. Ergens biedt het je wel geruststelling dat er ‘niks ernstigs’ is, maar wat nu? We hebben het over energiebalans, over belasting en belastbaarheid. Over dat jouw lichaam op de rem trapt en je iets wil zeggen. Dat dat mogelijk een ingang is. En voor de zekerheid stuur je nog naar de cardioloog in verband met een toevalsbevinding en we spreken een vervolgconsult af om de bevindingen te bespreken. 

Vier maanden later spreken we elkaar weer. Wat me opvalt is dat je lacht. Je vertelt aan één stuk door over wat je de afgelopen tijd gedaan hebt. Je hebt hulp van een diëtist en een lichaamsgericht therapeut en bent onder begeleiding gaan bewegen. En het gaat goed! Je hebt geleerd dat jouw klachten een uiting zijn van onderliggende pijn, en dat je daar niet boos op hoeft te worden, maar mild voor mag zijn. Je ziet in hoe streng je voor jezelf was. Je leert luisteren naar wat je voelt dat je lichaam nodig heeft in plaats van wat je denkt dat het nodig heeft. Je leert dat je er mag zijn, dat het niet uitmaakt wat mensen van je vinden of over je zeggen. Dit is jouw pad, jouw les. 

Je bent nu op 70% van waar je wilt zijn en gaat nog steeds vooruit. Je spreekt vaak met mensen af. En dat doet je nu zo goed, je hebt die verbinding zo nodig en hebt het enorm gemist. Je bent zo blij dat het klopt wat je voelde: jij kunt dit, het komt goed. Je bedankt me voor mijn vertrouwen, in jou en jouw proces. Ohja, en de cardioloog zei dat je hart elke slag juist had.

Ik blijf even stil, in verwondering. 20 jaar ben je. Jouw wijsheid en inzicht. Je levenskracht. En de uitspraak van de cardioloog: die kan ik alleen maar beamen. 

Je houd misschien ook van..

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *