Sinds ik in 2008 begon aan de opleiding geneeskunde, ben ik regulier of Westers opgeleid. Ik wist natuurlijk wel van het bestaan van ‘alternatieve’ geneeswijzen af, maar dat werd vanuit de opleiding altijd een beetje verkocht als kwakzalverij en niet bewezen effectief. 

Zeker tijdens mijn promotietraject dacht ik heel ‘Westers’: als het niet bewezen is, of als ik het niet kan zien, dan bestaat het niet. Ik nam de reguliere geneeskunde en wetenschap aan voor waarheid. Als de enige manier. In de afgelopen jaren is mijn beeld veranderd.

Al tijdens mijn promotietraject realiseerde ik me al dat de ‘waarheid’ niet zo hard is, en dat je door de onderzoeksmethode te veranderen, ook de waarheid kunt veranderen. En dat we veel fenomenen niet kunnen verklaren, of niet kunnen onderzoeken.

Later kwam ik erachter dat ook in de kliniek veel ‘onverklaarbare’ verschijnselen optraden, veel van onze ingeburgerde geneeskunde helemaal niet zo keihard bewezen was en dat we voor veel mensen ook nog geen goede behandeling hebben. 

Nog later merkte ik dat ik liever holistisch wilde kijken dan reductionistisch of analytisch. In toenemende mate had ik het gevoel dat ik wat miste in mijn gereedschapskist.

Ik ben gaan zoeken en kwam toen op de integratieve geneeskunde uit. Een vorm van geneeskunde die de Westerse geneeskunde verbindt met wat wij in het Westen alternatieve, complementaire of Oosterse geneeskunde noemen. Die term roept altijd van alles op, en dat komt ook omdat het in Nederland een containerbegrip is waar alles wat niet regulier is, onder valt. Er komen regelmatig termen als ‘kwakzalverij’ en ‘onzin’ voorbij. 

Toen ik helemaal terug ging naar de basis, kwam ik erachter dat ik altijd een kokervisie gehad heb. De westerse cultuur met haar Westerse filosofie heeft een vorm van wetenschap ontwikkeld. De westerse wetenschap probeert de wereld te begrijpen door in te zoomen op het kleinst mogelijke deeltje (reductie). Door dat te begrijpen, en alle omliggende deeltjes te begrijpen, tracht ze het grotere geheel te begrijpen. Zo heb ik zelf ook onderzoek gedaan: door naar cellen van het immuunsysteem te kijken, en hoe die reageren, probeerde ik het immuunsysteem en daarmee het ontstaan van ziekten te begrijpen. Het gaat met name om de vraag: HOE werkt dit?

De Oosterse cultuur heeft eveneens een eigen filosofie waaruit ook een wetenschapsfilosofie met bijbehorende methodiek is ontstaan. Waar de westerse wetenschappers inzoomen (zij kijken met een verrekijker naar datgene wat ze onderzoeken), kijken hun Oosterse collega’s met name naar het systeem: hoe werkt het samen, wat hoort bij elkaar? Zij houden de verrekijker eigenlijk andersom en kijken juist naar het geheel waar het te onderzoeken onderwerp deel van uit maakt. Daarbij is niet alleen HOE belangrijk, maar vooral ook WAAROM werkt dit zo? 

Bij bijvoorbeeld een depressie kijkt een reguliere of Westerse wetenschapper naar hoe een depressie werkt, zoomt in op hersengebieden en neurotransmitters. De oorsprong van de antidepressiva is dan ook de Westerse geneeskunde: de neurotransmitters in het brein worden beïnvloed en daarmee behandel je de depressie. De Oosterse wetenschapper kijkt naar hoe het samenhangt met factoren in het systeem (sociaal, voeding, persoonlijkheid). Dat betekent ook dat die visie veel individueler is. Een behandeling vanuit de Oosterse geneeskunde is gepersonaliseerd en toegespitst op de factoren die bij een bepaalde persoon spelen. Die richt zich niet alleen op de depressie, maar ziet de depressie als uiting van een disbalans in die persoon. Je richt je dan op de disbalans en daarmee behandeling je ook de depressie.

In de Westerse geneeskunde hebben we vaak gestandaardiseerde behandelingen: heb je last van maagzuur? Dan hebben we een maagzuurremmer. Makkelijk te onderzoeken: we geven de ene groep wel de maagzuurremmer en de andere groep niet en kijken dan of het helpt.

Vanuit een Oosterse zienswijze zijn maagzuurklachten een onderdeel van een cluster. Daar horen ook andere klachten, persoonskenmerken en situationele factoren bij. Een oosterse behandeling van maagzuur richt zich dan ook niet puur op het maagzuur, maar kijkt ook naar de andere klachten, de onderliggende oorzaak en de systeemfactoren. En daaruit komt een behandeling die voor iedereen anders is. Dit gestandaardiseerd onderzoeken volgens de Westerse methoden is daarom heel lastig, omdat je het niet kunt uniformeren. En dus komt er geen duidelijk resultaat uit het onderzoek, waaruit de conclusie volgt dat ‘het dus niet werkt’. Hierdoor kon ik ook beter begrijpen waarom mijn Westerse leermeesters zeiden dat de alternatieve geneeswijzen niet bewezen effectief waren: eigenlijk probeer je iets te onderzoeken met de verkeerde onderzoeksmethode.

Beide methoden kunnen hele waardevolle inzichten opleveren en helpend zijn. Afhankelijk van wat je wilt weten. En zo gaat het ook met behandelingen. 

Daarom ben ik ook zo blij dat ik door deze opleiding kennismaak met de complementaire geneeskunde en daardoor in de toekomst gebruik kan maken van beide zienswijzen. Daarmee verbreed ik mijn kennis, kan ik bepaalde klachten of ziekten beter begrijpen en heb ik ook meer tools voorhanden om mensen te helpen. Het leren begrijpen van ziekte op een Oosterse manier heeft me veel inzichten geven en ik ben dan ook heel blij met deze uitbreiding van mijn gereedschapskist. Het verbinden van Oost en West helpt me een holistische dokter te worden en gepersonaliseerde geneeskunde uit te voeren, gebruikmakend van zowel reguliere én complementaire methoden.

Je houd misschien ook van..

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *